Het voormalige Adellijke Goed: DE WAEDE" of „ DE POLL". door Th.H. JANSSEN
Uit Mededelingen, jaargang 9, 1984, nr. 1/2.
De buurtschap "De Pol" gelegen in de zuidelijke hoek van de gemeente Huissen, wordt in het zuiden begrensd door de Papesestraat, welke vóór de aanleg van de Polseweg, één der oudste verbindingswegen met Angeren was. In het oosten en het noorden wordt de buurtschap afgebakend door de dijk en een langgerekte watervlakte, "De Vlote Bloem" , mogelijk een bij een doorbraak van de oeverwal ontstane geul, in de meest zuidelijke hoek van de buurtschap, direct tegen de grens met Angeren, heeft eeuwen lang een adellijk goed, "De Waede" of "De Poll" genaamd, gelegen.
Dit goed werd gevormd door een aantal bij elkaar staande gebouwen, welke door grachten en muren waren omgeven. Dit geheel werd weer door landerijen omringd, welke zich zowel op het grondgebied van Huissen (Kleefs) als op dat van Angeren (Gelders) waren gelegen.
De hoofdbebouwing bestond uit een huis met enkele bijgebouwen en een boerderij, welke vanaf de Papesestraat via een oprijlaan, een toegangspoort en een ophaalbrug bereikbaar was. Dit complex was gelegen ter hoogte van het huidige erf en het daar achter gelegen weiland van de boerderij der fam. Peters, Polseweg 32 (1). Dit terreingedeelte werd in het voorjaar van 1982 onderzocht door de sectie heemkunde van de Kring. Dat onderzoek spitste zich toe op mogelijk aanwezige overblijfselen in het landschap van de gebouwen en grachten, welke met het voormalige goed in verbinding konden worden gebracht.
Ook de sectie archeologie kreeg de gelegenheid een kort onderzoek in te stellen naar eventueel aanwezige resten van deze bebouwing in de bodem. Weliswaar is in het Jaarboek van het Centraal Bureau voor de Genealogie, deel XII, van de hand van mr. J. Belonje een voortreffelijk artikel onder de titel "Het Adellijke Gesees de Pol bij Huissen" te vinden, doch de inhoud daarvan is uiteraard voornamelijk genealogisch van aard. Over de aard en de omvang van de voormalige gebouwen wordt in het artikel maar weinig gevonden. Het beperkt zich tot de afdruk van een tekening, toegeschreven aan J. Stellingwerf, voorstellende " 'T huijs Pol in de Overbetuwe 1629" (2) mogelijk het onderhavige goed. Men zie de reproductie op pagina 2. Tevens vindt men in Belonje's artikel een bepaald gedeelte van één der kadastrale kaarten van Huissen afgedrukt waarbij een bespiegeling wordt gegeven over de mogelijke ouderdom van het geheel aan de hand van de plattegrondvorm der bebouwing (3) Ter verduidelijking van een en ander is op pagina 17 een detail van deze kaart afgedrukt.
Er waren voldoende redenen te over om een nader onderzoek in te stellen.
Een archeologisch onderzoek heeft het meeste effect indien dit wordt gecombineerd met een oppervlakte-onderzoek en een onderzoek naar nog aanwezige schriftelijke bronnen. Dienovereenkarnstig werd dan ook het onderzoek opgezet en uitgevoerd (4) Het leverde niet alleen verrassende gegevens op over de gebouwen, maar ook over de eigenaren en bewoners daarvan. Tevens konden nog gegevens worden opgespoord, welke in de tijd aanmerkelijk verder teruggingen. Zo leverden de graafwerkzaamheden diverse cultuurresten op uit een tijdvak, dat loopt van het begin der 14e eeuw tot en met de 17e eeuw. Ook het bronnenonderzoek resulteerde in gegevens welke met die van het archeologisch onderzoek in tijd overeenkwamen. Het oppervlakte-onderzoek bracht onverwacht voorwerpen aan het licht welke onmiskenbaar afkomstig waren van de voormalige bewoners. De grondboringen hebben zelfs aangetoond, dat er op de plaats van de voormalige adellijke bebouwing, mogelijk reeds vóór de 14e eeuw , een bewoning moet zijn geweest.
Het archeologisch onderzoek
De op beperkte schaal uitgevoerde ingravingen op de plaats van de voormalige bebouwing, leverde tal van cultuurresten op uit een tijdvak, dat loopt vanaf de eerste helft der 14e eeuw tot en met de 17e eeuw. Onder de vondsten, waarvan er op pag. 14 een aantal in beeld is gebracht, bevinden zich fragmenten van voorwerpen, welke als volgt kunnen worden gedetermineerd.
Schaal
Het oudste stuk dateert uit het begin van de 14e eeuw. Het is een randfragment van een schaal van donkergrijs aardewerk. Zie hiervoor afbeelding nr. 1 .
Beker.
Het betreft hier een onderstuk (gegolfde voet met buikig wandgedeelte) van een uit klei gevormd en gebakken drinkbeker. Dit uit de 14e eeuw daterende stuk heeft een muisgrijze tint en een wat zanderig aanvoelend oppervlak. Zie afbeelding nr. 2.
Bord.
Van een in de 17e eeuw te dateren bord is het medaillon (middengedeelte) gevonden. De bovenzijde is versierd met een op een witte ondergrond aangebracht en in blauw uitgevoerd decor van gestyleerde bloemen. De onderzij is met groen glazuur bedekt. Zie afbeelding nr. 3A. De standring van dit bord is van een blinde inboring voorzien, wat aannemelijk maakt, dat het geen sierbord is geweest, maar dat het tot de tafel inventaris van het huis heeft behoord. Zie afbeelding nr. 3 B.
Rookpijp.
Het gaat hier om een eenvoudige, onversierde rookpijp uit het einde van de 17e eeuw; waarvan een gedeelte van de stee! is afgebroken. In de hiel van de pijp is geen merk van de pijpemaker aangebracht. Dit exemplaar behoort tot de oudste vorm van de rookpijpen, welke zich kenmerken door een kleine ketel (kop) en een dikke steel. Zie afbeelding nr. 4.
Vis (braad) pan.
Hier betreft het een fragment van een verdiepte en op pootjes staande vierkante pan van rood aardewerk welke van een handgreep is voorzien. De scherf is aan de bovenzijde geglazuurd. In dit soort pannen werd o.a. vis gebakken. Het voorwerp valt te dateren in de 17e of 18e eeuw. Zie afbeeldingen nrs. 5 A en 5 B. Wijnroemer
Van dit glaswerk uit het midden van de 17e eeuw werd een gedeelte van de steel tussen kelk en voet gevonden. De steel is met braamnoppen versierd, d.w.z. grote glasdruppels, waarop weer kleine glasdruppels zijn aangebracht.
Dakpannen en leien.
Over het gehele terrein werden tal loze brokstukken van forse dakpannen aangetroffen, welke aan de bovenzijde van een glazuurlaag waren voorzien. Naast dit materiaal werden ook fragmenten van leien troffen. Dit wijst er op, dat de dakbedekking van de gebouwen zowel uit pannen als uit leien heeft bestaan. Er werden ook talloze scherven gevonden van allerlei voorwerpen van aardewerk uit de 16e eeuw. Het waren over het algemeen gladde wandfragmenten van potten, schalen en kannen, welke vanwege hun vormloosheid voor afbeelding minder geschikt waren.
Het oppervlakte-onderzoek
De boerderij met schuur en het daaromheen liggende erf werden onderzocht op mogelijk nog aanwezige voorwerpen, welke afkomstig konden zijn van het voormalige huis of zijn bewoners. Op het erf werd een hardstenen rechthoekige paai (formaat 1 .15 x 0.28 x 0.135 meter) aangetroffen: welke aan één der uiteinden was voorzien van twee vierkanten gaten, welke met lood waren gevulde Aan de voorzijde bevond zich een inscriptie, gevormd door de letters M en D, waarbij in de D nog een kleine X was opgenomen. Deze inscripties, het jaar 1510 aanduidend komt overeen met de inscriptie, welke voorkomt op een indertijd in bruikleen ontvangen grenspaal van het Ambt Huissens welke op de grens met het Elster grondgebied heeft gestaan (5) De mogelijkheid bestaat 2 dat een gedeelte van de grenspaal van het Ambt Huissen is gevonden, welke op de grens met Angeren heeft gestaan. Deze grenssteen moet dan echter later voor andere doeleinden zijn gebruikt. De aard van de zichtbare slijtagesporen alsmede de aanwezige loodproppen doen vermoeden î dat de steen als stoepsteen is gebruikt, waarop een hekwerk bevestigd is geweest. Naast deze hardstenen paai werd een zandstenen latei met geprofileerde voorzijde aangetroffen (formaat 0.70 x 0.18 x 0.009 meter) .Ongetwijfeld heeft deze deel uitgemaakt van een raampartij in één der gebouwen.
In de schuur werd o, m. een haardplaat (formaat 1.05 x 0.96 meter) , een deur van fors formaat met aan de voor- en achterzijde een geprofileerde vlakverdeling, alsmede een houten haardmantel aangetroffen. Op de ijzeren haardplaat was nog vaag de contour van een wapen en een jaartal te herkennen.
Na een grondige en minutieuze bestudering van deze gegevens gelukte het om het nauwelijks in details zichtbare wapen te reconstrueren (6)
Men zie tekening en foto op pag. 28 en 29e Over de uitslag van dit onderzoek naar de herkomst van het wapen vindt u elders in dit nummer een bijdrage. Op de deel van de boerderij bleek nog, dat allerlei afbraakmaterialen van het voormalige adellijke huis, zoals tegels, estrikken, balken, vloerplanken en ander secundair waren verwerkt.
De Grondboringen
in het achter het erf van de boerderij gelegen de plaats waar voorheen de gebouwen hebben gestaan, werd met behulp van grondboren de samenstelling van de bodem onderzocht. Daarbij werd tevens gepeild naar mogelijke en fundamentresten. Daarbij was er de stilte hoop, dat er aanwijzingen zouden worden gevonden, die antwoord zouden geven op de vraag of het door Stellingwerff afgebeelde "Huijs Pol" in de Overbetuwe identiek zou zijn met: het "Huissense huis" De bodemmonsters gaven aan, dat de ondergrond tot een diepte van 2.50 meters, allereerst werd gevormd door een 30 tot 40 cm. dik pakket schone rivierklei. Vervolgers bevond zich hieronder een meer dan 1 meter dikke laag rivierklei, welke was vermengd met allerlei bouwpuin en andere cultuurresten. Onder deze laag werd een zandpakket aangetroffen, waarin aan de bovenzijde nog enkele scherfjes van de rand van een pot werden aangetroffen, welke in het begin van de 14e eeuw konden worden gedateerd. Dit materiaal komt in tijd overeen met het oudste materiaal, dat tijdens de graafwerkzaamheden naar boven werd gehaaid. Wellicht is dit de periode, waarin de geschiedenis van het goed een aanvang neemt. Verrassenderwijs werd echter op een diepte van 2.50 meter opnieuw een kleipakket aangeboord, waarin onmiskenbaar brand- en fosfaatsporen aanwezig waren. Dit versterkt de veronderstelling, dat de opstal en weliswaar op een zandpakket werden gebouwd, maar dat het terrein voor de tijd, waarin het zandpakket werd gevormd, ook een bewoning moet hebben gekend.
De mogelijkheid bestaat dan ook, dat de oorspronkelijke bebouwing ten gevolge van een voor Huissen van zoveel belang geweest zijnde oeverwal- of dijkdoorbraak is verwoest. Deze verwoesting moet dan in de 12e of 13e eeuw hebben plaats gehad.
De- grondboringen hebben ook aangetoond, dat de voormalige gebouwen aan vier zijden door een gracht waren omgeven. Tevens kon worden vastgesteld, dat aan de noordzijde van het huis een afzonderlijk staand bouwwerk aanwezig is geweest en dat door een gracht van het huis was gescheiden. De oppervlakte van dit gebouw in aanmerking genomen, kan het niet anders dan een toren zijn geweest. Vermoedelijk de oude woontoren. Aan de noordoostzijde , op de grens van het weiland en het erf van de boerderij, werd een vaste steenmassa aangeboord, welke naar de plaats in het terrein en de vermoedelijke loop van de gracht, niet anders dan een pijler van een over de gracht gelegen brug kan zijn. Helaas moest op dat moment het onderzoek worden beëindigd, zodat onderzoekingen naar andere muurwerken niet konden plaats hebben. Op pag. 17 zijn in tekening nr. B de boring resultaten in kaart gebracht.
Het bronnenonderzoek
Zoals reeds opgemerkt, is de "Waede" of "de Poll" de benaming geweest voor de eertijds aanwezige adellijke behuizing met landerijen op de Pol. Beide benamingen zijn niet altijd in één adem genoemd. "De Waede is de oudste. Zij dateert vanaf het begin van de 14e eeuw. Vanaf het begin van de 17e eeuw wordt deze benaming geleidelijk aan verdrongen door de benaming "de Po(l)". De Waede was een erfgoed* dat als een manleen volgens Zutphens recht aan anderen werd toebedeeld. Het onderzoek naar schriftelijke bronnen leverde een reeks oorkonden en andere schriftelijke stukken op, waaruit o.a. een- nagenoeg onafgebroken Iijst van leenheren en leenmannen kon worden samengesteld en wel vanaf de 14e eeuw.
De oudste, op pag. 27 afgebeelde, schriftelijke vermelding, welke kon worden gevonden en waarvan mr. Be!onje in zijn eerder aangehaald artikel over de Pol geen gewag maakt, bevindt zich in het door mr. A. P. van Schilfgaarde bewerkte archief van de Doornenburg. Het is een oorkonde van 8 juni 1347 en is voorzien van het toenmalige Huissense stadszegel (7). Hierin bekrachtigen Henricus de Walla, richter in Huissen, en Cesarius Mychte!dis alsmede Gerardus Duemer, schepen van Huissens dat Philippus de Heecker aan heer Theodericus de Bilandt, ridder, zijn goederen in Wada genaamd "dat goeth in der Waden". Dit goed blijft vervolgens als erfgoed in handen van de Van Bilandts tot 23 jan. 1487, waar het na het overlijden van Otto van Bylandt bij boedelscheiding overgaat op Adolf von Wylich, Heer van Diersfordt (bij Wezel) en diens echtgenote Elizabeth van Bylandt (8). Op dezelfde wijze blijft het ais erfgoed in handen van de familie von Wylich en verbonden aan de Wylichse leenkamer op het huis Dietsfordt. Beide families hebben echter "de Waede nooit bewoond". Het is door hen steeds in leen aan anderen overgedragen (9).
Uit de periode van de Van Bylandts zijn over de leenhulders (de bewoners), in tegenstelling tot de periode van de von Wylichs, geen directe schriftelijke stukken voorhanden die enig licht kunnen werpen op personen en/of families, die in de vroegeste tijd het goed hebben bewoond.
Er zijn wei zijdelingse bronnen, welke ons mogelijk op een spoor kunnen zetten. Zo wordt in een grondtransactie uit het jaar 1360 en 1364, vermeld in het Cartulariurn van het St. Elisabethsconvent te Huissen, een Johannes Wolteri ex Wada of Wolters uiter Waden genoemd, die in het eerstgenoemde jaar schepen en in het laatste jaar burgemeester van Huissen was (10) Deze notabele Huissenaar zou zeker die naam niet hebben gedragen als hij niet met het goed "de Waede" te maken had gehad. In hetzelfde Cartulariurn wordt in een stuk, gedateerd 1449, een Goderts van den Pol genoemd. Het is goed mogelijk; dat we in beide personen de bewoners van "de Waede/de Poll! " kunnen zien. Over de leenhulders gedurende de periode van de familie von Wylich, dat is vanaf het einde van de 15e eeuw, is een reeks van gegevens bekend geworden. Zo is het achtereenvolgens tot het overlijden van de laatste bewoner van de Pol, vijfmaal door koop en vijftienmaal door vererving in andere handen gekomen en wel als volgt :Een uitvoerige verhandeling over al deze families zou te omvangrijk worden. We beperken ons dan ook tot die bijzonderheden, welke in het kader van dit artikel van belang zijn. Om te beginnen iets over de bouwgeschiedenis van het adellijk huis.
Hendrik van Wittenhorst tot Endt en zijn zoon Johan hebben het gebouwd (11). Zij schijnen zich diep in de schuld te hebben gestoken, hetgeen uiteindelijk leidde tot een gedwongen verkoop van het goed teneinde aan verplichtingen jegens schuldeisers te kunnen voldoen. (12)
Zelfs voor de aankoop van het goed op 1 maart 1629 door Maximiliaan van Frentz ,kapitein in dienst van de Staten-Generaal en Commandeur te Rees, wordt op diens verzoek nog door de leenvrouwe, Johanna von Wylichs Vrouwe tot Zelhem en Diersfordt, ter vrijwaring van de crediteuren van de Van Wittenhtorsten een regeling getroffen (13).
Het jaar van aankoop, 1629, is hetzelfde als vermeld op de tekening van Stellingwerff. Wellicht heeft de koper de tekening toen laten vervaardigen. Mogelijk ligt ook hierin een aanwijzing voor het antwoord op de vraag of het afgebeelde huis met toren met dat van de Poll/de Waede in Huissen kan worden vereenzelvigd. In de overdrachtsacte wordt aan het goed de benaming "het Adelijke Gesees" (13) gegeven.Na het overlijden van de bezitter Johan Creusen wordt het goed door de familie verkocht. Van deze verkoop is een aankondigingsaffiche (14) bewaard gebleven, waarin het totale goed kleurrijk wordt beschreven. De verkoop heeft op 30 mei 1656 plaats en de nieuwe bewoner wordt Eustachius Puchler, kolonel van een Regiment Staatse Voetknechten en gouverneur van de vesting Schenkenschans. In een verzoekschrift van zijn handen is iets te vinden over de aan het goed verbonden rechten. Het was namelijk van inkwartiering gevrijwaard en tevens was er de vrije jacht in het ambt en het schependom Huissen aan verbonden (15) Eustachius Puchier stierf op de Pol en werd in de Grote Kerk te Arnhem begraven. in verband met zijn verdiensten werd in de kerk van Schenkenschans een rouwkast te zijner eer opgerichte Men zie de afbeelding op pag. 44. in deze rouwkast is zijn gekroond wapenschild afgebeeld, hetwelk wordt gevormd door 3 bioemen van zwart op zilver. Verder zijn er te vinden zijn commandeurstaf, handschoenen; wapenrok en zwaard, alsmede zijn helm en ruitersporen. Zijn zoon Frantz erfde de Pol. Hij was overste-luitenant en commandeur van Tiel. Hij sneuvelde op 25 juni 1673 bij de verdediging van Maastricht (16) tegen de Fransen.
Na zijn dood werd het goed door zijn weduwe en kinderen verkocht aan Johan van Alpen, een vooraanstaand geestelijke van het bisdom Munster. De familie Puchler was protestant. Nadat zij uit Huissen was vertrokken deed zich een geschil voor tussen de predikant van Huissen en richter Stephen van Vince!er over enkele banken in de kerk, welke bij( 17) de familie Puchler als eigenaresse steeds in gebruik waren geweest . Een en ander speelde zich af in 1677 en in de betrokken stukken wordt Johan van Alpen reeds de nieuwe bezitter van de Pol genoemd. Johan van Alpen was een geboren Huissenaar. Aan hem wordt de eerder genoemde bijdrage in het volgende nummer gewijd. Na de dood van Johan van Alpen komt door vererving de laatste groep van bewoners, achtereenvolgens de familie Van Spittaell tot Griethuys en Van Laer van Hoenlo. Alexander Josephus Ludovicus Baron van Laer van Hoenlo was de laatste heer van de Pol. Hij overleed op 26 april niet op de Pol, maar in een hem toebehorend huis in de stad Huissen. Hij werd aanvankelijk begraven op het kerkhof rond de oude stadskerke Bij de verbouwing en uitbreiding van die kerk in 1933/34 werden de stoffelijke resten van de aldaar begravenen overgebracht naar de begraafplaats aan de (huidige) Doelenstraat. Iets terzijde van het priestergraf ligt de met zijn wapen versierde grafsteen (20). Zie afbeelding op pag,56.
Na zijn overlijden werd het goed door de erven in kavels verkocht en werd het huis met de overige gebouwen gesloopt. Op de plaats van de voormalige huisboerderij werd een nieuwe boerderij, de huidige boerderij van de familie Peters.
Het goed de Waede of de Poll.
Wat dient men zich voor te stellen van "dat goeth in der Waden" ? Uitvoerig valt dit te lezen in de eerder genoemde aankondigingsaffiche voor de verkoop van 30 mei 1656 (21) Men zie de afbeelding op pg. 30.
Uit de kleurrijke schildering, welke van het adellijk goed wordt geven, kunnen we het volgende destilleren:
Een door muren en grachten omgeven adellijk aandoend huis, dat "de Waede" wordt genoemd. Het is via een poortgebouw met ophaalbrug bereikbaar. In het huis bevinden zich twee kelders, een keuken,een kamer en een salon, drie bovenkamers, een korenzolder en nog enkele zolders voor het houden van duiven. Bij het huis bevindt zich een wagenhuis en een paardenstal. Het wordt omgeven door een tuin en een boomgaard. Buiten het omgrachte gedeelte bevindt zich een boerderij met schuur. Daaromheen liggen aaneengesloten diverse landerijen, waarbij nog een ossenweide en een visserij. Het is tevens van een plantage voorzien, waarin eiken, essen, populieren en fruitbomen staan. Vanaf de Papesestraat (toen lpestraat geheten) was het via verschillende lanen, waarlangs doornen heggen en wilgen groeien, bereikbaar. In totaal was het 59 Hollandse morgen groot, waarvan er 34 in Huissen en 25 in Angeren waren gelegen (22).
In het huis bevond zich een kapel of was een als zodanig ingericht vertrek aanwezig (23).
Zoals het hiervoren is beschreven, is het niet altijd geweest. Uit het bronnenonderzoek alsmede uit de bodemstudie zou kunnen worden opgemaakt, dat het uit een ridderhofstede is voortgekomen. Een ridderhofstede bestond in de 14e eeuw uit een eenvoudige woontoren met enkele bijgebouwen. Het was toen de gebruikelijke behuizing van de ridderlijke stand en we! van die, welke niet over een al te ruime beurs beschikte (24). Zoals vermeld, zijn er enkele gegevens, die ons iets over de bouwgeschiedenis vertellen.
De Heren Van Wittenhorst worden aangeduid als de personen die "het Adelicke Huys hebben erbaut" (25). Mogelijkerwijze was de oude toren toen niet meer voor bewoning geschikt, reden waarom er volgens de eisen van de tijd een nieuwe adellijk aandoende woning naast werd gebouwd. Op de tekening van Stellingwerff vinden we naast een toren (het oudste bouwwerk) een in Gelders-Nederrijnse stijl gebouwd huis, dat door de Van Wittenhorsten moet zijn gebouwd. Dit versterkt de mening, dat de tekening ook werkelijk het huis de Waede of de Pol onder Huissen aangeeft. Er zijn echter meer gegevens die daarvoor pleiten. De archeologische vondsten veronderstellen een bewoning ter plaatse vanaf de 14e eeuw, lange tijd vóór de bouw van het huis, Dat is dan de periode, waarin er al leen een woontoren moet hebben gestaan.
Uit de gegevens van de grondboringen konden de plaats en de loop van de gracht worden achterhaald, namelijk een hoekvormige omraming, waarvóór links een afzonderlijke vierkante omraming. Een en ander is op pag. 17 onder A en B in beeld gebracht. Als we de toren en het huis van de tekening van Stellingwerff in een plattegrondschets weergeven, blijkt deze schets precies binnen het verloop van de gracht, te passen. Op grond van deze en reeds geroemde gegevens mag dan ook worden verondersteld, dat Steilingwerffs tekening het Huissense huis "de Pol" of "de Waede" afbeeldt. Wat betreft de plaatsing van de voormalige bij het huis gelegen boerderij, heeft het onderzoek ook nog een bijdrage opgeleverd. Van deze boerderij kon namelijk de kelder worden gefocaliseerd en wel in het achtererf van de huidige boerderij van de fam. Peters. Aangezien een kelder van een boerderij zich altijd onder het woongedeelte ( = voorhuis) bevindt, moet het woongedeelte in de richting van de Papesestraat hebben gelegen. Dit in tegenstelling tot de huidige boerderij, waarvan het woongedeelte richting Polseweg ligt.
Al met al betekent een en anders dat door middel van het geschetste onderzoek een aantal gegevens is verkregen welke een bepaald, doch nog niet volledig beeld geven van de voormalige bebouwing. Het verkrijgen van een exact beeld van het woonhuis en de toren op zich vergt nog een nader onderzoek. De toestemming daarvoor Iigt echter niet in mijn hand. Rest mij nog dank te zeggen aan: de familie Peters voor haar toestemming tot dit onderzoek; de leden van de secties heemkunde en archeologie voor hun medewerking in het veldwerk en de heren dr. E. Smit, drs.J.H.F. Zweers en C. Janssen voor hun opmerkingen bij het samenstellen van deze bijdrage.
NOTEN:
1) Kadastraal bekend Gemeente Huissen* sectie Fes nr. 20930
2) Gemeentebibliotheek Rotterdam.
3) RAG. Kaart van de Binnenlanden, gelegen in de gemeente Huissen, opgemeten in de jaren 1809-1810.
4) Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met de leden van de sectie heemkunde R. Tonk, H. Hendriks, W. van Onna en C.
Janssen, alsmede leden van de sectie archeologie, t.w. Th. Gerritsen en H. Janssen. Het bronnenonderzoek werd verricht door de
auteur samen met C. Janssen.
5) "Mededelingen", jrg. 1, nr 3 (jan/ feb. 197) p.13.
6) De reconstructie van het nauwelijks nog in details zichtbare wapen werd verricht door de heer- C.Janssen.
7) RAG, Archief van de Doornenburg. Inv. nr. 196.
8) C. Wilkes und R . Brandts, Inventar der Urkunden des Archivs von Schloss Diersfordt bei Wesel. Essen, 1957.
9) RAG* Huisarchief die Waede of de Poll onder Huissen. -Inv. Nrs. 8, 12 en 13.
10) RAG, Cartularium van het St. Elisabethsconvent te Huissen.
11) Zentrales Staatsarchiv der DDR Merseburg, Bestand Kleve Mark Ravensberg und NiederJande, Rep.34, nr. 101, Bd 2 (1661)
12) RAGS Huisarchief die Waede of de Poll onder Huissen.
13) Ibidem.
14) idem. Inv. nr. 12. "Gesees" is een vervorming van het Duitse begrip "Gesäss" dat in zijn oorspronkelijke betekenis " Wohnsitz" is = plaats van vestiging of woonplaats.
15) RAG, Huisarchief die Waede of de Poll onder Huissen. Inv.nr. 12. Reeds eerder afgebeeld in "Mededelingen", jrg. nr .
16) Als noot 11.
17) Als noot 12.
18 RAG, Archief der Nederlands Hervormde Gemeente te Huissen. Inv. Nr. 46.
19) GAH, Bev. Reg. 1870-18808 wijk A, nr. 96
20) Voor een afbeelding van het wapen: Hoge Raad van Adel, Den Haag, Collectie van Weleveld.
21) Zie noot 15
22) Een Hollandse morgen was in de 17e eeuw 0.85 ha..
23) J. Beianje, Het Adellijk Gesees de Pol bij Huissen. In: Jaarboek van het Centraal Bureau voor de Genealogie, dl. XII, pp,31-32.
24) Paul E. van Reyen, Middeleeuwse Kastelen. Bussum, 1965.
25) Als noot 11.
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |